Dakdoorbreking met een grote diameter (> 80 mm). Vloeibare afdichting

Terug naar : bouwdetails

Referentienummer:
1007
Publicatiedatum:
Bouwelementen:
Draagstructuur:

  • 1. Dakvloer
  • 2. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
  • 3. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 4. Dakdoorbreking met grote diameter, vb. standleiding regenwaterafvoer
  • 5. Dakafdichting (bitumineus of synthetisch)
  • 6. Kitvoeg of PUR-schuim
  • 7. Gewapende vloeibare afdichting
  • 8. Mantelbuis

Voor de verenigbaarheid en de aansluitingswijze van de vloeibare afdichting met de bitumineuze of synthetische baanvormige dakafdichting dient men de nodige inlichtingen in te winnen bij de fabrikant van de vloeibare afdichting (zie ook TV 244, hoofdstuk 9). Deze aansluitingen moeten de nodige aandacht krijgen tijdens het jaarlijkse onderhoud van het dak (zie TV 215).

We willen erop wijzen dat deze oplossing impliceert dat de herstellings- en onderhoudswerkzaamheden aan de dakdoorbreking veel ingrijpender en fel bemoeilijkt worden. Men zou dan ook de voorkeur moeten geven aan het gebruik van een hulpstuk (koker met een plakplaat) dat rond de dakdoorbreking geplaatst wordt, waardoor deze laatste onafhankelijk wordt van de dakafdichting (zie TV 244, afbeelding 109).

De doorbreking dient steeds ontvet en opgeruwd te worden. Afhankelijk van de richtlijnen van de fabrikant kunnen er bijkomende voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk zijn om een goede hechting te verkrijgen.

Er bestaan ook tweeledige hulpstukken (met een bijkomende plakplaat op het niveau van het dampscherm) om de dampdichte aansluiting van het dampscherm rond de dakdoorbreking te waarborgen.

Het is opportuun om de baanvormige afdichting te beëindigen op het dakvlak. Het omhoogplooien ervan zou de duurzame en veilige uitvoering van de detaillering immers in het gedrang kunnen brengen.

De dakbanen worden beëindigd vóór de dakdoorbreking, waarna de aldus gecreëerde opening opgevuld moet worden (bv. met een kitvoeg of een PUR-schuim) teneinde de vloeistofdichtheid van de aansluiting te waarborgen en te vermijden dat de vloeibare afdichting zou kunnen wegvloeien. We willen erop wijzen dat bepaalde kitten de uitharding van de vloeibare afdichting kunnen verstoren. Voor meer informatie hieromtrent dient men de betreffende fabrikanten te contacteren.

De vloeibare afdichting dient over een zodanige afstand op het dakvlak doorgetrokken te worden dat er tussen het vloeibare en het horizontale deel van de dakafdichting een overlapverbinding van minstens 10 cm gewaarborgd is. Hierbij dient tevens de nodige aandacht uit te gaan naar de verenigbaarheid van beide materialen. Op elke ondergrond dient er in principe een aanhechtingsstrook van minimum 10 cm aanwezig te zijn.

In bovenstaande afbeelding wordt het uitvoeringsprincipe voor de doorvoer van een sanitaire standleiding voorgesteld en zou een gebeurlijke condensatievorming in de buis normaliter geen problemen mogen opleveren. In gevallen waarbij een dergelijke condensatievorming wel problematisch kan worden (bv. bij de verluchting van een dampkap of een droogkast), dient men de doorvoer thermisch te isoleren en het condensatiewater weg te leiden.

1007_DET2_20160901.svg


Gerelateerde publicaties