-
1. Dragend metselwerk
-
2. Dakvloer
-
3. Metselwerk van de schouw
-
4. Thermische onderbreking
-
5. Harde thermische isolatie
-
6. Spouwmembraan (al dan niet in het binnenspouwblad ingewerkt)
-
7. Slab
-
8. Open stootvoegen
-
9. Gevelmetselwerk
-
10. Schouwpotten
-
11. Thermische isolatie van de schouw
-
12. Hellingslaag
-
13. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
-
14. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
-
15. Dakafdichting
-
16. Mechanische bevestiging
-
17. Ballastlaag
-
18. Gesloten scheidingslaag
- 19. Kimfixatie (indien nodig, zie TV 244, ยง 5.4)
De detailleringen in deze Technische Voorlichting zijn geldig voor de binnenklimaatklassen I tot en met III. Voor de binnenklimaatklasse IV is er doorgaans een bijkomende studie vereist, teneinde na te gaan of er geen inwendige condensatieproblemen kunnen ontstaan. Dit is voornamelijk het geval wanneer er, zoal hier, gebruikgemaakt wordt van een thermische onderbreking of isolerend metselwerk in de dakopstand.
De noodzaak van een kimfixatie bij een plastomere afdichting is afhankelijk van de drie volgende factoren:
- de plaatsingswijze van de afdichting in het dakvlak
- de afwerking van de dakopstanden
- het feit of de afdichting al dan niet gewapend is.
Voor meer informatie hieromtrent verwijzen we naar TV 244, hoofdstuk 5 "Opstanden".
Bij bepaalde plastomeertypes dient men tussen de afdichting en een niet-gecacheerde EPS- of PUR-dakisolatie een scheidingslaag aan te brengen om te vermijden dat de weekmakers uit de dakafdichting zouden migreren (zie technische specificaties van de fabrikanten).
Indien de ondergrond van de dakopstand een zekere ruwheid vertoont, dient men een scheidingslaag (niet-geweven polyester) te voorzien.
Wanneer men tussen de eventuele ballastlaag en de dakafdichting een scheidingslaag dient aan te brengen, moet men bij bepaalde plastomeertypes (bv. uit monomeer PVC) opteren voor een gesloten scheidingslaag. Er mag in geen geval gebruikgemaakt worden van polyesterdoek. Dit materiaal houdt de micro-organismen uit de ballastlaag immers vast, waardoor het risico op een migratie van de weekmakers nog toeneemt.
Het wordt aangeraden om de opstanden van een plastomere afdichting bovenaan steeds van een mechanische bevestiging te voorzien. Plastomere afdichtingen die niet tegen de opstand verkleefd worden, dienen vanaf een opstandhoogte van 50 cm bovendien om de 50 cm met een bijkomende mechanische bevestiging (tussenfixatie) uitgerust te worden. Wanneer de opstanden van de plastomere afdichting verkleefd worden, is een dergelijke tussenfixatie overbodig.
Wanneer het spouwmembraan opgebouwd is uit PVC, zou men eveneens een beroep kunnen doen op een geprofileerde staalplaat.