Plat dak - helling tussen 2 en 5% (bitumineuze afdichting): geïsoleerde dakopstand afgewerkt met dakrandprofiel

Terug naar : bouwdetails

  • 1. Dragend metselwerk
  • 2. Gevelmetselwerk
  • 3. Spouwisolatie door gedeeltelijke vulling (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 4. Dakvloer
  • 5. Opstand uit metselwerk
  • 6. Hellingslaag
  • 7. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
  • 8. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 9. Hoeklat of versterkte hoek
  • 10. In de dakopstand bevestigde houten kepers
  • 11. Tussenafstand ter bevestiging van de spouwafdekking (± 330 mm)
  • 12. Spouwafdekking
  • 13. Afdichtingsmembraan
  • 14. Randstrook
  • 15. Dakrandprofiel
  • 16. Bitumenpasta
  • 17. Binnenbepleistering (luchtdichtheid)
  • 1. Dragend metselwerk
  • 2. Gevelmetselwerk
  • 3. Spouwisolatie door gedeeltelijke vulling (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 4. Dakvloer
  • 5. Opstand uit metselwerk
  • 6. Hellingslaag
  • 7. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
  • 8. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 9. Hoeklat of versterkte hoek
  • 10. In de dakopstand bevestigde houten kepers
  • 11. Tussenafstand ter bevestiging van de spouwafdekking (± 330 mm)
  • 12. Spouwafdekking
  • 13. Afdichtingsmembraan
  • 14. Randstrook (afdichting van de opstand)
  • 15. Dakrandprofiel
  • 16. Bitumenpasta
  • 17. Binnenbepleistering (luchtdichtheid)

Deze fiche gaat dieper in op de uitvoering van een dakdetail van een plat dak waarvan de afdichting tot stand gebracht wordt met behulp van een bitumineus membraan. Wist je dat er een gelijkaardige fiche bestaat voor elastomere en plastomere afwerkingen?

Men kan ervoor opteren om ofwel een strook bitumenafdichting (minimale dikte 3 mm) ofwel de onderlaag van een meerlaagse afdichting onder het dakrandprofiel te voorzien waarop vervolgens de dakafdichting gelast kan worden (tot op het profiel).Men kan ook kiezen om eerst de dakafdichting te plaatsen (die aanvullend mechanisch bevestigd wordt door het dakrandprofiel) en daarna een afdichtingsstrook op het profiel aan te brengen (zie uitvoeringsdetail 78-1 van de TV 244).

Bij een meerlaagse bitumineuze afdichting kan het dakrandprofiel eveneens tussen de onderlaag en de toplaag aangebracht worden.

De opening tussen de bovenzijde van het profiel en de bitumineuze afdichting moet opgevuld worden met een bitumenpasta. Het is in de praktijk immers niet mogelijk om het membraan tot tegen het einde van het profiel te lassen (vervuiling van de bovenrand).

Voor meer informatie omtrent de plaatsing van dakrandprofielen verwijzen we naar TV 244, § 6.4.1.2.

Bij meerlaagse bitumineuze afdichtingen kan men er ook voor opteren om eerst de dakisolatie te plaatsen en af te dichten met een bitumineuze onderlaag en vervolgens de verticale dakopstandisolatie aan te brengen en af te dichten.

In deze fiche wordt de uitvoering van een eenlaagse bitumineuze afdichting weergegeven. Voor de uitvoeringsprincipes voor meerlaagse bitumineuze afdichtingen aan de opstanden verwijzen we naar § 5.4.1 in het algemene deel van de TV 244.

Bij eenlaagse bitumineuze afdichtingen die afgewerkt zijn met leischilfers, wordt de overlapverbinding idealiter op de fabrieksmatig voorziene neutrale zone (zonder leischilfers) uitgevoerd. Wanneer dit om uitvoeringstechnische redenen niet mogelijk is, dient men in zones waar er een zeker risico op plasvorming bestaat veiligheidshalve een bijkomende strook onderlaag onder de overlapverbinding te voorzien.



Gerelateerde publicaties