Dakterras: aansluiting met een vensterdeur (renovatie met verwijdering van de dorpel). Vloeibare afdichting

Terug naar : bouwdetails

  • 1. Dakvloer
  • 2. Hellingslaag
  • 3. Thermische onderbreking om de koude brug te vermijden
  • 4. Dampscherm (zie TV 215)
  • 5. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 6. bestaande dakafdichting (bitumineus of synthetisch)
  • 7. Opvullen van de ruimte onder de dorpel, bv. met een snelhardende mortel
  • 8. In een mortelbed geplaatste dorpel met druipneus
  • 9. Gewapende vloeibare afdichting
  • 10. Bestaand membraan onder de dorpel
  • 11. Tegels op tegeldragers
  • 12. Kitvoeg
  • 13. Luchtdichtheidsmembraan

De detailleringen in deze Technische Voorlichting zijn geldig voor de binnenklimaatklassen I tot en met III. Voor de binnenklimaatklasse IV is er doorgaans een bijkomende studie vereist, teneinde na te gaan of er geen inwendige condensatieproblemen kunnen ontstaan. Dit is voornamelijk het geval wanneer er, zoal hier, gebruikgemaakt wordt van een thermische onderbreking of isolerend metselwerk in de dakopstand.
 
Dit detail kan bij renovaties worden toegepast wanneer een nuttige opstandhoogte van 150 mm onder geen enkel beding haalbaar is en men de dorpel niet kan verwijderen.
 
Men dient zich desgevallend terdege bewust te zijn van de risico's voor waterinfiltraties via deuren, schuiframen of deurvensters.
Om deze risico's zoveel als mogelijk te beperken, dient men enerzijds de dimensionering van de waterafvoer van het dak te controleren en zo nodig bijkomende waterafvoeren en spuwers te plaatsen.
Anderzijds moeten deze waterafvoeren en overlopen maandelijks op verstoppingen worden gecontroleerd (zie ook afbeelding in fiche 42.4).
 
Voor de verenigbaarheid en voor het waterdicht verbinden van de vloeibare afdichting met de baanvormige dakafdichtingen (bitumineus en synthetisch) dient men de nodige inlichtingen te verkrijgen bij de fabrikanten van de vloeibare afdichtingen (zie ook TV 244, hoofdstuk 9).
Deze aansluitingen verdienen extra aandacht tijdens het onderhoud van het dak (zie TV 215).
 
Afhankelijk van de opvulling van de ruimte onder de dorpel dient men een geschikte primer aan te gebruiken om een goede hechting te realiseren. De staat en de aard van deze opvulling dient voldoende trekvast (cohesief) te zijn. Kleine en grote oneffenheden dienen uitgevlakt te worden en openingen en spleten dienen opgevuld te worden volgens de richtlijnen van de fabrikanten.
 
Het bovenvlak van de dorpel moet met een beloopbare afdichting afgewerkt worden. Merk hierbij op dat eventueel toe te voegen slijtvaste materialen (zoals zand- of kwartskorrels) in een bijkomende afwerklaag ingestrooid moeten worden.
 
De vloeibare afdichting dient voldoende ver op het dakvlak doorgetrokken te worden zodat er een overlapverbinding tussen de vloeibare afdichting en het horizontale vlak van de dakafdichting wordt gegarandeerd van minstens 100 mm. Men dient in principe op elke ondergrond een aanhechtingsstrook van minimum 100 mm te hebben.
 
Voor de afwerking van de aansluiting van de vloeibare afdichting met de wanden die grenzen aan de dorpels: zie uitvoeringsdetails fiche 52.4 (metselwerk) en fiche 54.4 (beton).
Er dient bijzondere aandacht besteed te worden aan de verbinding van het spouwmembraan naast de dorpel met de afdichting onder de dorpel (nr. 8). Voor de uitvoering hiervan verwijzen we naar de fiche 20.
De vloeibare afdichting op de dorpels mag niet hoger komen dan het niveau van de spouwdrainering in de muren. Ze dient zijdelings naast de dorpels met de spouwdrainering onder de dorpel (nr. 10) verbonden te worden. Bijgevolg zal het gevelmetselwerk naast de dorpels opengemaakt moeten worden.
 
Voor de afwerking van de aansluiting van de vloeibare afdichting met de wanden belendend aan de dorpels: zie uitvoeringsdetails 52.4 (metselwerk) en 54.4 (beton).
 
Er dient een bijzondere aandacht te worden geschonken aan de verbinding van het spouwmembraan naast de dorpel met de afdichting onder de dorpel (nr. 8). Voor deze continuïteit wordt verwezen naar de fiche nr. 20 op de website. De vloeibare afdichting op de dorpels mag alleszins niet hoger komen dan het niveau van de spouwdrainering in de muren. Ze dient zijdelings naast de dorpels met de spouwdrainering onder de dorpel (nr. 10) te worden verbonden. Het gevelmetselwerk zal naast de dorpels bijgevolg moeten worden opengemaakt.

1106_DET2_20160901.svg


Gerelateerde publicaties