Opstanden met differentiële bewegingen met geïsoleerde binnendozen. Bitumineuze afdichting

Terug naar : bouwdetails

Referentienummer:
1143
Publicatiedatum:
Bouwelementen:
Draagstructuur:

  • 1. Draagstructuur
  • 2. Doorlopend steunprofiel
  • 3. Binnendozen met thermische isolatie (of sandwichpaneel)
  • 4. Geprofileerde staalplaten
  • 5. Metalen opstand die los staat van de wand (ruwbouw)
  • 6. Dampscherm (zie TV 215, hoofdstuk 6)
  • 7. Thermische isolatie (waarvan de dikte afgestemd dient te worden op de geldende thermische regelgeving)
  • 8. Dakafdichting
  • 9. Hoeklat of versterkte hoek
  • 10. Afdichting van de opstand
  • 11. Losse afdichtingsstrook
  • 12. Afdichting van de opstand
  • 13. Afdekking van het sandwichpaneel
  • 14. Randstrook
  • 15. Dakrandprofiel

Op de kop van de gevel dient er een U-profiel voorzien te worden waarop de dakrandafwerking bevestigd kan worden.
De continuïteit van de lucht- en de waterdichtheid van het platte dak wordt gerealiseerd met behulp van een elastisch membraan dat waterdicht verbindbaar is met de bitumineuze afdichting (bv. een geprefabriceerde uitzetvoeg) of met een losse afdichtingsstrook van de dakafdichting zelf (nr. 11).
Teneinde de differentiële bewegingen op te kunnen vangen, moet deze strook aangebracht worden op een hoogte van 100 mm tegen de opstand (voor de overlapverbinding) en 100 mm tegen de wand. Tussen deze twee aanhechtingspunten ligt de afdichtingsstrook los op de isolatie.
Indien er geopteerd wordt voor een losse bitumineuze afdichtingsstrook in plaats van een losse meer elastische afdichtingsstrook, dient men tijdens het onderhoud van het dak op te volgen of de plooivorming van de losse bitumineuze afdichtingsstrook geen beschadigingen van de overlapverbindingen kan veroorzaken.

In deze fiche wordt de uitvoering van een eenlaagse bitumineuze afdichting weergegeven. Voor de uitvoeringsprincipes voor meerlaagse bitumineuze afdichtingen aan de opstanden verwijzen we naar § 5.4.1 in het algemene deel van de TV 244.

Bij eenlaagse bitumineuze afdichtingen die afgewerkt zijn met leischilfers, wordt de overlapverbinding idealiter op de fabrieksmatig voorziene neutrale zone (zonder leischilfers) uitgevoerd. Wanneer dit om uitvoeringstechnische redenen niet mogelijk is, dient men in zones waar er een zeker risico op plasvorming bestaat veiligheidshalve een bijkomende strook onderlaag onder de overlapverbinding te voorzien.



Gerelateerde publicaties