De waterdichtheid van een betonnen structuur zal onder meer afhankelijk zijn van de eigenschappen en van de dikte van het beton alsook van de voorziene wapening. De gewenste dichtheidsklasse (zie TV 250, tabel 2, p. 14) dient opgegeven te worden in het bijzondere bestek. De dikte van de betonnen wand moet bepaald worden conform de aanbevelingen uit de TV 247.
Zowel de dikte van de kelderwand en van de draagvloer als de sectie van de wapening moeten berekend worden volgens de norm NBN EN 1992-3 "Eurocode 2. Ontwerp en berekening van betonconstructies. Deel 3: Constructies voor keren en opslaan van stoffen", in functie van de gewenste dichtheidsklasse. De afmetingen zullen opgegeven worden door het studiebureau.
Het studiebureau kan de plaatsingsrichting van de wapeningsnetten in de kelderwand expliciet aangeven in de tekst en op het plan als deze belangrijk is. De positionering van de horizontale wapeningsstaven aan de buitenzijde kan immers een aantal voordelen opleveren voor wanden die de waterdichtheid moeten verzekeren (zie afbeelding 7).
De bovenzijde van de draagvloer moet voldoende vlak zijn om een goed aansluitende plaatsing van de wandbekisting toe te laten. Als er openingen tussen de vloerplaat en de wandbekisting aanwezig zijn, moet men deze afdichten vooraleer het beton gestort wordt zodat de cementmelk niet kan wegvloeien. Hierdoor zouden er immers grindnesten kunnen ontstaan, waardoor het risico op infiltraties toeneemt. De rand van de vloerplaat moet op voorhand gereinigd worden om een goede hechting bij de tweede betonneringsfase te bekomen. Loszittende delen en cementmelk moeten (bv. mechanisch) verwijderd worden.
Om de wandbekisting te kunnen plaatsen, kan men ervoor opteren om de vloerplaat iets breder te laten uitvoeren (minimaal 100 mm). De wandbekistingen kunnen hierdoor ook gemakkelijker op hetzelfde niveau aangebracht worden, zodat de centerpengaten zich op dezelfde hoogte bevinden. Als alternatief kan men de buitenste bekisting ook laten steunen op de randbekisting van de vloer of op een houten balk.
Het is aangewezen om de kelderwand zo snel mogelijk na de draagvloer te storten zodat men de spanningen ten gevolge van de differentiële krimpwerking kan beperken.
De betonsamenstelling (zie kadertekst, TV 250, p. 19) wordt bepaald in samenspraak met het studiebureau. De onderzijde van de muur kan ook uitgevoerd worden met een beton samengesteld uit fijnere granulaten (bv. D max = 7 mm) en een hogere consistentieklasse (S4), waardoor men vaak een betere omhulling van de kimplaat bekomt. Dit verandert evenwel het uitzicht.