Typeoplossing A: Afdichting met gips- of cementmortel in brandwerende lichte scheIdingswanden

Terug naar : bouwdetails

  • 1. Afb. 1 : Afdichting met gips- of cementmortel van een leiding of kabel in een brandwerende lichte scheidingswand - Opbouw om te beantwoorden aan de criteria E 30 en E 60

    Legende

    1. Lichte scheidingswand
  • 2. Leiding of kabel
  • 3. Uitsparing en speling rond de leiding of kabel
  • 4. Afdichting rond de leiding of kabel
  • 5. Bevestigingssysteem
  • 1. Lichte scheidingswand
  • 2. Afb. 2 : Afdichting met gips- of cementmortel van een leiding of kabel in een brandwerende lichte scheidingswand - Opbouw om te beantwoorden aan het criterium E 120

    Legende

    1. Lichte scheidingswand
    2. Leiding of kabel
  • 3. Uitsparing en speling rond de leiding of kabel
  • 4. Afdichting rond de leiding of kabel
  • 5. Bevestigingssysteem

De plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met (gips- of cement-)mortel van een doorvoering van een brandbare of onbrandbare leiding (of een elektrische kabel) doorheen een brandwerende lichte scheidingswand worden geïllustreerd in de bovenstaande afbeelding. Volgens bijlage 7 van het KB volstaat de afdichting die weergegeven wordt in afbeelding 1 voor een vereiste brandweerstand van E 30 of E 60, terwijl de afdichting in afbeelding 2 volstaat voor een eis van E 120.

1. Lichte scheidingswand

De lichte scheidingswand heeft een brandweerstand van ten minste EI 60. In het geval van een asymmetrische scheidingswand moeten er eventueel verstevigingen voorzien worden om een voldoende afdichtingsdiepte te garanderen.

Bij een doorvoering in een lichte houtskeletwand mag geen enkel deel van de uitsparing zich op minder dan 100 mm van een houten stijl of stuk van een houten regel bevinden. De holte tussen de uitsparing en de stijl (of het stuk van de regel) moet afgedicht zijn met ten minste 100 mm isolatie van klasse A1 of A2 volgens de Europese norm NBN EN 13501-1.

2. Leidingen of kabels

Het betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (pvc, PE, PP …) en onbrandbare (smelttemperatuur hoger dan 1.000 K (727 °C), met uitzondering van glas) leidingen voor fluïda (behalve lucht) en vaste stoffen, evenals van elektrische of gelijkaardige kabels. De tabel toont de maximale toegelaten diameter voor leidingen en elektrische kabels. Deze eenvoudige afdichtingsoplossing is niet van toepassing op meervoudige doorvoeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toepassingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ vallen, kunnen deze toch beschouwd worden als brandbare leidingen door de geringe dikte van de aluminium laag en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Kabels in een elektro-installatiebuis kunnen ook tot het toepassingsgebied van de typeoplossing gerekend worden, mits aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:
- de elektro-installatiebuis loopt door over het volledige tracé en wordt niet alleen ter hoogte van de doorvoering uitgevoerd
- het gaat om een enkelvoudige doorvoering, die met andere woorden beperkt is tot een enkele elektro-installatiebuis per uitsparing. Plaatsing in bundels is niet toegestaan
- de diameter van de elektro-installatiebuis is beperkt tot de afmetingen in de tabel.

3. Uitsparing en speling

Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke informatie over de toegelaten speling rondom de leiding. Het is aangeraden dat het verschil tussen de diameter van de uitsparing en die van de leiding niet groter is dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de wand moet minstens 10 mm bedragen, opdat de afdichting correct uitgevoerd zou kunnen worden.

4. Afdichting met gips- of cementmortel

De afdichting van de speling tussen de leiding en de uitsparing in de wand wordt gerealiseerd door middel van mortel. Dit moet gebeuren over de volledige omtrek van de leiding, tot op een diepte van minstens 25 mm langs weerszijden van de lichte scheidingswand. Indien men wenst te beantwoorden aan de criteria E 30 of E 60, moet de totale diepte minstens 50 mm bedragen. Om te voldoen aan het criterium E 120 is een totale diepte van 70 mm vereist (dit is 35 mm langs elke zijde).

Het is aan te raden om isolatie te voorzien in de ruimte van de lichte scheidingswand ter hoogte van de doorvoering om een gepaste afdichting te kunnen uitvoeren.

5. Ophangconstructie

Om in geval van brand de brandweerstand van de scheidingswand te garanderen, dienen de leidingen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de wand liggen (op een maximale afstand van 500 mm).

Maximaal toegelaten diameter [mm] van de leiding in functie van de eisen gesteld aan de doorvoering
 

Aard van de leiding

Vereiste E

E 30

E 60

E 120

Brandbare leiding en elektrische kabel

50

50

50

Onbrandbare leiding

160

160

75

Onbrandbare leiding met (automatische) vulling met water in geval van brand

160

160

160



Gerelateerde bouwdetails

Gerelateerde publicaties