Afdichting van doorvoeringen van brandbare leidingen in brandwerende lichte scheidingswanden met brandwerende inbouwmanchetten

Terug naar : bouwdetails

  • 1. Afb. 1 : Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende lichte scheidingswand met een brandwerende inbouwmanchet

    Legende

    1. Lichte scheidingswand
  • 2. Brandbare leiding
  • 3. Uitsparing en speling rond de leiding
  • 4. Afdichting rond de leiding
  • 5. Brandwerende inbouwmanchet
  • 6. Ophangconstructie van de leiding

1. Lichte scheidingswand

De lichte scheidingswand moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte scheidingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toegestaan, mits toelating in de voorschriften van de fabrikant* van de brandwerende voorziening die in de scheidingswand geplaatst moet worden.

Bij een doorvoering in een lichte houtskeletwand mag geen enkel deel van de uitsparing zich op minder dan 100 mm van een houten stijl of stuk van een houten regel bevinden. De holte tussen de uitsparing en de stijl (of het stuk van de regel) moet afgedicht zijn met ten minste 100 mm isolatie van klasse A1 of A2 volgens de Europese norm NBN EN 13501-1.

2. Brandbare leiding

De eigenschappen van de brandbare leiding moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikant*. Daarin moet aangegeven zijn uit welk materiaal de leiding opgebouwd is (pvc, PE, PP …), en wat de minimale en maximale diameter (gewoonlijk 25 tot 250 mm) en wanddikte (gewoonlijk 1,5 tot 15 mm) ervan is. Indien de leiding een aanzienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend vermogen te gebruiken.

Over het algemeen loopt de leiding loodrecht doorheen de wand. Een schuine doorvoering is alleen mogelijk als dit is toegestaan in de voorschriften van de fabrikant*, onder voorbehoud van eventuele aanpassingen aan de brandwerende voorziening (plaats, afmetingen ...).

3. Uitsparing en speling

De uitsparing in de wand mag rechthoekig zijn en hoeft dus niet noodzakelijk geboord te worden.
 
Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet gespecificeerd worden in de voorschriften van de fabrikant*. In principe mag de speling tussen de uitsparing en de inbouwmanchet niet groter zijn dan ± 15 mm. De diameter van de manchet is bepalend voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hieromtrent dient men de voorschriften van de fabrikant* te raadplegen.

4. Afdichting

De afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwerende manchet en de uitsparing in de wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in de voorschriften van de fabrikant* (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

5. Brandwerende inbouwmanchet

Plaatsing

Inbouwmanchetten worden in de uitsparing aangebracht en hebben als voordeel dat er geen twee manchetten, aan elke zijde van de scheidingswand geplaatst moeten worden. Ze worden meestal in het midden van de wand geplaatst. In bepaalde gevallen en wanneer de voorschriften van de fabrikant* het bevestigen, kunnen de inbouwmanchetten ook in de scheidingswand geplaatst worden, maar dan niet in het midden (dicht bij een rand). Het nadeel van dit type manchetten is dat men de uitsparing groter dient te maken dan bij opbouwmanchetten.
 
Eventuele bevestiging

De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van inbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikant*.

6. Ophangconstructie van de leiding

De leiding dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de muur liggen (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie de voorschriften van de fabrikant*).

Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor inbouwmanchetten gelden eveneens voor manchetten op rol.

* Opgesteld op basis van het classificatierapport.



Gerelateerde bouwdetails

Gerelateerde publicaties