Spouwmuur: aansluiting van de muurvoet ter hoogte van een vensterdeur (isolerend blok onderaan de draagmuur)

De toepassing van basisregel 2 voor het verkrijgen van een EPB-aanvaarde bouwknoop impliceert dat er onderaan de draagmuur een isolerend bouwblok aangebracht wordt, waarvan de eigenschappen afgestemd moeten zijn op de EPB-eisen en de drukweerstand op de voorziene belasting. Hierbij dient men voldoende rekening te houden met het feit dat een gebeurlijke vochtindringing een negatieve invloed kan hebben op de isolerende eigenschappen en de drukweerstand van bepaalde isolerende bouwblokken, in het bijzonder wanneer de droging ervan verhinderd wordt.

Wanneer het tussengevoegde isolerende deel volledig afgedekt wordt met membranen (bv. ter verzekering van de luchtdichtheid en/of de spouwdrainering), dan kan men de voorkeur geven aan niet-vochtgevoelige isolerende bouwblokken. Zo niet, dan dient men er tijdens de uitvoering voor te zorgen dat deze bouwblokken niet nat worden of kunnen drogen vooraleer de membranen erop aangebracht worden, wat in de praktijk evenwel niet voor de hand ligt.

Voor de plaatsing van de membranen ter verzekering van de regendichtheid (23) en de luchtdichtheid van de aansluiting verwijzen we naar detail nr. 2.0 (TV 264 p. 46).

Wanneer de thermische isolatie aan de voet van de spouwmuur bevochtigd kan worden, dan dient men in deze zone vochtbestendige platen te gebruiken. Een dergelijke situatie kan soms vermeden worden door de draagvloer door te trekken tot in de spouw (zie afbeelding 41).

(23) Afhankelijk van de waterdichtheidseisen voor de kelder kunnen er bijkomende maatregelen, zoals een drainering, een kimplaat ..., noodzakelijk zijn.