Aandachtspunten
De spouwmuur boven het schrijnwerk dient voorzien te zijn van een membraan dat het spouwwater naar buiten afvoert. Vermits dit membraan per definitie boven de metselwerkankers aangebracht wordt, zal er steeds een deel van de gevel onbeschermd blijven. Om hieraan te verhelpen, kan men een bijkomend membraan aanbrengen tussen de boven het venster gelegen betonbalk en het schrijnwerk. Wanneer het schrijnwerk geplaatst wordt vooraleer het buitenspouwblad aangebracht wordt, levert het voormelde membraan een extra bescherming op tijdens de uitvoering. We willen erop wijzen dat dit membraan uitmondt tussen het schrijnwerk en het gevelmetselwerk en dat men in de (kit)voeg tussen beide elementen een aantal openingen kan voorzien om de afvoer van het spouwwater veilig te stellen (zie afbeelding 49).
Onder de vensterdorpel kan er een membraan aangebracht worden ten behoeve van de waterdichtheid. Dit membraan wordt onder de vensterdorpel naar buiten geleid en zal de regendichtheid aan de uiteinden van de dorpel verzekeren, evenals ter hoogte van de eventuele voegen die erin aanwezig zijn.
Wanneer het schrijnwerk noch met het dragende binnenspouwblad, noch met het buitenspouwblad in contact staat, dan dient er ter hoogte van de aansluiting van het schrijnwerk op de ruwbouw een toereikende massa voorhanden te zijn om een bevredigende isolatie tegen omgevingslawaai te verkrijgen. Afhankelijk van de omgeving en de vereiste akoestische prestaties zal het bijvoorbeeld nodig zijn om een voldoende zwaar aansluitingsprofiel of een blokkader aan te brengen.
De bevestiging van het schrijnwerk aan het dragende binnenspouwblad kan ofwel geschieden met behulp van geschikte ankers (zie afbeelding 50), dan wel via een kader (bv. een omkasting uit multiplex). Gelet op de grote spouwbreedte kan het schrijnwerk gewoonlijk niet meer dragend op de dorpel geplaatst worden.
Afhankelijk van de spouwbreedte, de positie en het gewicht van het schrijnwerk kunnen er hierdoor belangrijke krachtwerkingen ontstaan ter hoogte van het dragende metselwerk onder het venster. Om de goede bevestiging van de ankers veilig te stellen, kan het bijgevolg nodig zijn om op deze plaats gebruik te maken van volle metselblokken of een balk uit gewapend beton. Er bestaan tevens ankers die over de rand van het metselwerk uit holle betonblokken of snelbouwstenen bevestigd kunnen worden. Ook in voorkomend geval dient het kantelevenwicht van het metselwerk echter geverifieerd te worden en kan er desgevallend een betonnen balk onder het venster voorzien worden.
Bij het gebruik van een multiplex omkasting zal het gewicht grotendeels door de verticale delen van de omkasting opgenomen worden, doordat het onderste deel van de omkasting belast wordt in de richting van de kleinste buigstijfheid. Bij brede ramen met een omkasting worden er aan de onderzijde extra draagankers voorzien.
Om de continuïteit van de thermische isolatie te verzekeren, dient men het isolatiemateriaal in de spouwmuur aan te sluiten op het schrijnwerk. Hiertoe kan men het schrijnwerk aanbrengen voordat de thermische isolatie van de gevel geplaatst wordt, waarna men de isolatie op het schrijnwerk kan aansluiten. Hierbij kan men gefaseerd tewerk gaan, waarbij men start met het optrekken van de draagmuur, om vervolgens verder te gaan met de plaatsing van het schrijnwerk en de gevelisolatie en tot slot te eindigen met de uitvoering van het gevelmetselwerk. Soms kunnen deze verschillende werkzaamheden uitgevoerd worden naarmate het metselwerk opgetrokken wordt, wat een nauwkeurige planning vereist.
Wanneer het schrijnwerk na de ruwbouwwerken (en dus na de uitvoering van de spouwisolatie) in de gevelopening geplaatst wordt, dan zal er doorgaans een zekere speling gelaten worden om de correcte positionering van het venster te verzekeren. Desgevallend wordt de opening opgevuld met een ter plaatse gespoten (bv. PUR-schuim) of een soepel isolatiemateriaal (zoals minerale wol). Het gebruik van minerale wol kan omwille van akoestische redenen vereist zijn.
De nodige dikte van de tussengevoegde isolatie dient bepaald te worden op basis van de EPB-eisen.
Het is uiteraard ook mogelijk om de ?-waarde te bepalen door een numerieke berekening.
Bijzondere aandacht is geboden wanneer de luchtdichtheid ter hoogte van de aansluiting op het metselwerk verzekerd wordt met behulp van een inpleisterbaar membraan (zie afbeelding 51). In dit geval worden de venstertabletten pas na de uitvoering van de binnenbepleistering geplaatst. Het is afgeraden om de tabletten in de dagkanten in te werken. Door deze manier van werken zou men immers de continuïteit van het luchtdichtheidsmembraan in het gedrang kunnen brengen. Bij een plaatsing met lijmnoppen is het aangewezen om het venstertablet ofwel onder het vensterkader dan wel in een hiertoe in het vensterkader voorziene uitsparing aan te brengen. Zodoende kan men vermijden dat het zou loskomen en kantelen bij belasting. De aansluiting tussen het venstertablet en het vensterkader kan afgewerkt worden met een soepele voeg.
De afstand tussen het scharnier van het opengaande venster en de dagopening moet voldoende groot zijn om de uitvoering van de bepleistering en de eventuele latere muurbetegeling toe te laten. De binnenafwerking zou over minstens 50 % van haar lengte op een stabiele ondergrond geplaatst moeten worden.