Aandachtspunten :
a) De afstand tussen de onderkant van de houten gevelbekleding en de aanwezige horizontale oppervlakken (niveau van een afgewerkte vloer of plat dak) moet minstens gelijk zijn aan 200 mm om de frequente bevochtiging en bevuiling van de onderste gevelbekledingselementen door opspattende water te vermijden.
b) Indien het ontwerp dit toelaat is het aanbevolen om een grindlaag te voorzien aan de voet van de gevel teneinde de waterafvoer te bevorderen en het aflopende water te verspreiden.
c) In het geval van een aangrenzend hellend dak wordt een minimale tussenafstand van 50 mm aangeraden.
d) Onderaan de houten gevelbekleding dient de noodzakelijke ventilatieopening voor de luchtspouw aan de achterzijde van de gevelbekleding te worden voorzien en dit in functie van de hoogte van de gevelbekleding.
e) De onderzijde van de houten gevelbekleding moet afgeschuind worden of voorzien worden van een druiplijst.
f) Om een koudebrug tegen te gaan aan de muurvoet wordt er op toegezien dat er continuïteit van de isolatie aan de ondermuur van de gevel wordt verzekerd.
g) De thermische isolatie van de plint moet vochtbestendig zijn (bijvoorbeeld Cellenglas of XPS) en wordt beschermd door een bekleding bijvoorbeeld met natuursteen of een cementering.