-
1. Muurkap
-
2. Dakafdichting
-
3. Dampscherm
-
4. Thermische isolatie van het dak
-
5. Isolatieplaat (ETICS)
-
6. Bepleistering (ETICS)
-
7. Lijm (ETICS)
-
8. Gevelkit
-
9. Afdichtingsband (ETICS)
-
10. Muurafdekking
-
11. Houten balken die dienstdoen als steun voor de muurafdekking
-
12. Haak die de muurafdekking ondersteunt
-
13. Isolerend bouwblok
- 14. Dakrandprofiel
-
1. Muurkap
-
2. Dakafdichting
-
3. Dampscherm
-
4. Thermische isolatie van het dak
-
5. Isolatieplaat (ETICS)
-
6. Bepleistering (ETICS)
-
7. Lijm (ETICS)
-
8. Gevelkit
-
9. Afdichtingsband (ETICS)
-
10. Muurafdekking
-
11. Houten balken die dienstdoen als steun voor de muurafdekking
-
12. Haak die de muurafdekking ondersteunt
-
13. Isolerend bouwblok
- 14. Dakrandprofiel
-
1. Muurkap
-
2. Dakafdichting
-
3. Dampscherm
-
4. Thermische isolatie van het dak
-
5. Isolatieplaat (ETICS)
-
6. Bepleistering (ETICS)
-
7. Lijm (ETICS)
-
8. Gevelkit
-
9. Afdichtingsband (ETICS)
-
10. Muurafdekking
-
11. Houten balken die dienstdoen als steun voor de muurafdekking
-
12. Haak die de muurafdekking ondersteunt
-
13. Isolerend bouwblok
- 14. Dakrandprofiel
Aandachtspunten
- Onderzoek heeft aangetoond dat PU-platen (PU/PIR) onder invloed van vocht kunnen uitzetten en de dakopstanden kunnen wegduwen (zie de artikel Buildwise 2022/02.04). Aangezien een accidentele bevochtiging van de dakopbouw niet altijd uitgesloten kan worden en de fabrikanten van de PU-isolatie de stabiliteit van hun platen blijkbaar niet altijd voldoende kunnen garanderen, wordt, bij het gebruik van PU-platen (PU/PIR) voor de dakisolatie, aanbevolen om van bij het ontwerp preventief in betonnen dakopstanden te voorzien (zie details 1 en 2) of om de dakopstanden te verankeren in de dakvloer (zie detail 3).
Bij andere isolatietypes, die geschikt zijn voor toepassing op daken, is dit niet vereist.
Wanneer er apparatuur of borstweringen op of aan de dakopstanden bevestigd moeten worden, dan is een verankerde dakopstand altijd noodzakelijk.
Bij toepassing van een isolerende dakopstand uit cellenbeton wordt de onderste cellenbetonsteen geplaatst met een geschikte mortel waaraan een toeslagstof (hechtingsverbeteraar) toegevoegd wordt. Deze wordt vervolgens in de dakvloer verankerd.
Er zijn specifieke cellenbetonblokken op de markt verkrijgbaar met een lengte van 62,5 cm en een breedte van 20 cm, die voorzien zijn van een uitsparing van 15 cm waardoor de wachtstaven van de betonnen draagvloer gestoken kunnen worden om de verankering tot stand te brengen. Deze uitsparingen kunnen ten slotte opgegoten worden met beton.
- De dakopstand kan ook uitgevoerd worden met een houten of metalen skelet dat op de draagvloer bevestigd wordt of door middel van betonkolommen en isolerend vulmetselwerk.
- De waterdichtheid aan de bovenkant van het ETICS kan verzekerd worden door de dakafdichting tot aan de buitenzijde op een muurafdekking aan te brengen en deze ofwel te laten aansluiten op een dakrandprofiel, dan wel te bedekken met een (bij voorkeur metalen) muurkap. Om vervuiling ten gevolge van stagnerend water te vermijden, moeten deze muurkappen een minimale helling van 2 % vertonen. De helling naar het dakvlak toe zou bij voorkeur 5 % moeten bedragen.
- Er moet in een voldoende grote oversteek voorzien worden om het aflopende water op een efficiënte manier van het gevelvlak weg te leiden en een bepleistering tot tegen de muurafdekking toe te laten. De druiplijst moet minstens 3 cm uitspringen ten opzichte van het afgewerkte gevelvlak en moet de bepleistering over een hoogte van minimaal 5 cm beschermen. Bij sterke blootstelling aan slagregen is het aan te raden om in een grotere hoogte te voorzien (zie de technische informatie van de fabrikant).
- Het gebruik van dekstenen uit natuursteen of uit beton (voorzien van een druipneus aan de onderzijde) is mogelijk, maar wordt niet aangeraden. Dit is toe te schrijven aan het feit dat deze dekstenen op zich geen verticale bescherming vormen tegen regenwater ter hoogte van hun aansluiting op het ETICS.
- Doorgaans wordt er voor de muurafdekking geopteerd voor waterbestendige multiplex-, OSB 3- of vezelcementplaten (waarvan de dikte bepaald moet worden in functie van de belasting (bv. wind ...)). Voor meer informatie over de keuze van het plaatmateriaal naar gelang van zijn toepassing verwijzen we de geïnteresseerde lezer naar de artikel Buildwise 2015/02.20. Voor een toepassing als muurafdekking moet het plaatmateriaal minstens tot de gebruiksklasse 2 behoren.
De muurafdekking moet met geschikte schroeven in de dakopstand bevestigd worden.
De muurafdekking zou bij voorkeur zo snel mogelijk afgedicht moeten worden en in ieder geval afgeschermd moeten worden van een rechtstreekse blootstelling aan regen.
- Om een aftekening van bruine lopers op het ETICS te vermijden, moeten alle randen van de muurafdekking afgewerkt worden met een geschikte verf (een zogenoemde woodsealer of randsealer).
- Bij ETICS met een grote isolatiedikte zal het nodig zijn om bijzondere maatregelen te treffen, zoals de plaatsing van verstevigingshaken, houten kepers of aangepaste profielen om de dakrandafwerking en de muurafdekking te ondersteunen. Dit is nodig om te voorkomen dat de muurafdekking onder invloed van de windbelasting opgetild zou worden en om de vervorming ervan onder invloed van de hygrothermische schommelingen te beperken.
Als alternatief zou men ook zijn toevlucht kunnen nemen tot harde, vochtbestendige isolatieblokken (bv. uit EPS) waarin geschroefd kan worden. Deze blokken, die minder dik zijn dan het ETICS, worden bovenaan volvlakkig tegen de dakopstand gekleefd (net onder de muurafdekking) en vervolgens mechanisch bevestigd. De muurafdekking kan in deze blokken vastgemaakt worden, waarna deze mee afgewerkt kunnen worden met het ETICS.
Na de plaatsing van de muurkap of het dakrandprofiel, kunnen de gevelwerken van start gaan.
De voegen van de isolatieplaten tegen de gevel mogen niet samenvallen met de overgang van de dakvloer op de dakopstanden. Om dit te vermijden, strekt het tot aanbeveling om de bovenste isolatieplaten onder de dakrand verticaal te plaatsen.
Het ETICS wordt aangebracht tot tegen de muurafdekking. Er moet in een afdichtingsband voorzien worden ter hoogte van de aansluiting tussen de isolatieplaat en de muurafdekking waarop de dakafdichting verkleefd wordt.
Om het risico op ongewenste horizontale scheuren in het bovenste deel van de bepleistering te beperken, moet deze laatste ingesneden worden op het niveau van de aansluiting met het aangrenzende element. Het is aan te raden om deze aansluiting af te werken met een aangepaste gevelkit.