-
1. Muurafdekking
-
2. Afdichtingsband (ETICS)
-
3. Dakrandprofiel
-
4. Kopschotprofiel
-
5. ETICS
- 6. Dakopstand (verankerd in het geval van een PU-dakisolatie)
Aandachtspunten
- Dit 3D-detail verduidelijkt de kopse aansluiting van een dakopstand (zie detailfiche 2.5) met een opgaande gevel (zie detailfiche 2.4).
- Onderzoek heeft aangetoond dat PU-platen (PU/PIR) onder invloed van vocht kunnen uitzetten en de dakopstanden kunnen wegduwen (zie de artikel Buildwise 2022/02.04 en detailfiche 2.5). Aangezien een accidentele bevochtiging van de dakopbouw niet altijd uitgesloten kan worden en de fabrikanten van de PU-isolatie de stabiliteit van hun platen blijkbaar niet altijd kunnen garanderen, wordt, bij het gebruik van PU-platen (PU/PIR) voor de dakisolatie, aanbevolen om van bij het ontwerp preventief in betonnen dakopstanden te voorzien of om de dakopstanden te verankeren in de dakvloer. Bij andere isolatietypes, die geschikt zijn voor toepassing op platte daken, is dit niet vereist.
Bij toepassing van een isolerende dakopstand uit cellenbeton wordt de onderste cellenbetonsteen geplaatst met een geschikte mortel waaraan een toeslagstof (hechtingsverbeteraar) toegevoegd wordt. Deze wordt vervolgens verankerd in de dakvloer. Er zijn specifieke cellenbetonblokken op de markt verkrijgbaar met een lengte van 62,5 cm en een breedte van 20 cm, die voorzien zijn van een uitsparing van 15 cm waardoor de wachtstaven van de betonnen draagvloer gestoken kunnen worden om de verankering tot stand te brengen. Deze uitsparingen kunnen ten slotte opgegoten worden met beton.
Wanneer er apparatuur of borstweringen op of aan de dakopstanden bevestigd moeten worden, dan is een verankerde dakopstand altijd noodzakelijk.
- Er wordt gebruikgemaakt van een kopschotprofiel om de thermische isolatie van het ETICS, met tussenplaatsing van een dichtingsband, continu rondom de dakrandprofielen te kunnen aansluiten.
- Voor de verdere aandachtspunten verwijzen we naar de reeds vermelde detailfiches 2.4 en 2.5.
