Aansluiting van een dakschild op een gevelmuur uit metselwerk - Renovatiewerken met na-isolatie langs de buitenzijde. Gefaseerde uitvoering mogelijk

Terug naar : bouwdetails

Referentienummer:
1435
Publicatiedatum:
16-09-2022
Bouwelementen:
Draagstructuur:
Ontworpen i.k.v.:
Life IP Be Reel!

  • 1. Tengellat
  • 2. Bestaande dakpan
  • 3. Massieve muur
  • 4. Te behouden thermische isolatie
  • 5. Muurplaatiting
  • 6. Tengellat
  • 7. Onderdak
  • 8. Thermische isolatie
  • 9. Dampscherm
  • 10. Eventuele beplanking
  • 11. Voetlat (verhoogde panlat)
  • 12. Strook of kam in metaal of kunststof
  • 13. Winddichte aansluiting tussen het onderdak en de gootslab
  • 14. Steunplank voor de slab
  • 15. Hanggoot met slab
  • 16. Randplank
  • 18. Voorgecomprimeerde schuimband
  • 19. Luchtdichte aansluiting van het dampscherm van het dak op de gevel
  • 20. Luchtdichte zone
  • 21. Thermische buitenisolatie (ETICS)
  • 6. Tengellat
  • 7. Onderdak
  • 8. Thermische isolatie
  • 9. Dampscherm
  • 10. Beplanking
  • 11. Voetlat (verhoogde panlat)
  • 12. Strook of kam in metaal of kunststof
  • 13. Winddichte aansluiting tussen het onderdak en de gootslab
  • 14. Steunplank voor de slab
  • 15. Hanggoot met slab
  • 16. Randplank
  • 17. Soepele isolatie

Aandachtspunten

DIAGNOSE

Voor dit detail wordt er uitgegaan van de volgende beginsituatie:
- het gaat om de renovatie van het dak van een constructie met massieve muren zonder dakoversteek vóór de uitvoering van de werken
- het pannendak en de dakgoten moeten vernieuwd worden
- de binnenafwerkingen blijven behouden
- er is minerale wol aanwezig tussen de kepers.

Opgelet: in het geval van een renovatie moet er altijd een diagnose uitgevoerd worden om na te gaan:
- of de dakelementen die behouden blijven (in dit geval het daktimmerwerk) in goede staat verkeren teneinde de stabiliteit van het geheel te waarborgen
- of de verschillende bronnen van vochttoevoer in de gevel beperkt zijn (opstijgend vocht, infiltratie, inwendige condensatie, blootstelling van de gevel aan neerslag ...).

ONTWERP

Risico op condensatie

- Men dient ervoor te zorgen dat de isolatielaag zo min mogelijk onderbroken wordt door houten elementen. Er zijn echter wel steeds hulpkepers nodig om de isolatielaag door te trekken tot aan de gevelisolatie. Indien de continuïteit van de isolatie gewaarborgd wordt, met name tussen het dak en het ETICS, dan is het risico op condensatie en schimmel voor dit detail verwaarloosbaar.
- Om het fenomeen van inwendige condesatie te voorkomen (en dus het daktimmrwerk te beschermen), is het echter noodzakelijk om een dampscherm (9) aan te brengen. Voor meer informatie over de keuze van een geschikt dampscherm verwijzen we naar TV 251.
- De bestaande thermische isolatie (4) onder het dampscherm kan behouden blijven, op voorwaarde dat de warmteweerstand van de voornaamste nieuwe dakisolatie groter is dan of gelijk is aan 1,5 maal deze van de bestaande isolatie. Deze waarde kan naar onder herzien worden door de uitvoering van een hygrothermische studie.
- Teneinde de continuïteit van de isolatielaag te waarborgen, kan er een beplanking (10) aangebracht worden, zodanig dat de hulpkepers met een zekere verspringing ten opzichte van de bestaande kepers bevestigd kunnen worden (zie onderstaande 3D-tekening).

Afvoer van regenwater

- De weersbestendigheid van het dak wordt gewaarborgd door de combinatie van de dakbedekkingsmaterialen en het onderdak. Bij bijzondere weersomstandigheden (slagregen, sneeuw) kan het nodig zijn om een kleine hoeveelheid water via het onderdak af te voeren. De uitvoering ervan moet voldoen aan de TV 240.
- De TV 270 laat toe om de te voorziene gootsectie te bepalen in functie van de belastingen die eigen zijn aan het project (helling van de goot, dakoppervlak, lengte van het dakschild ...). De positie van de dakgoot kan variëren naargelang van het gekozen regenwaterafvoersysteem.

Zomercomfort

Er zijn verschillende parameters die het zomercomfort beïnvloeden. Onder een hellend dak wordt het oververhittingsverschijnsel meer beïnvloed door door de dikte van de isolatie en het gebruik van zonneweringen aan de buitenzijde van de beglazing of nachtventilatie dan door de aard van de isolatiematerialen (zie de artikel Buildwise 2021/02.02).

Luchtdichtheid

- De ontwerper moet ervoor zorgen dat elke wand luchtdicht is (membraan, bepleistering ...). Deze verschillende elementen met een luchtschermfunctie zijn aangegeven in het bovenstaande schema en moeten meegedeeld worden aan de aannemer die de werkzaamheden uitvoert.
- Indien deze luchtschermfunctie verzekerd wordt door het dampscherm (9), dan moet de continuïteit van het luchtscherm gewaarborgd worden door het dampscherm van het dak te verbinden met de gevel (19). Bovendien moet erop toegezien worden dat de buitenkant van de bestaande muur over ongeveer 1 m luchtdicht gemaakt wordt (20) (bv. door het gehele oppervlak te bepleisteren). Indien er in de plaats van het ETICS een bebording aangebracht wordt, dan is het raadzaam om de aansluiting van het dampscherm over een afstand van 1 m te verlengen.

Brandveiligheid

- Wanneer het dak doorboord wordt door een rookkanaal, dan moet de veiligheidsafstand ten opzichte van de brandbare materialen (OXX of GXX) in acht genomen worden (zie hiervoor de artikel Buildwise 2015/03.05). Deze beperking veroorzaakt vaak problemen voor de verbindingen tussen de buitenwand van het rookkanaal en de verschillende dakelementen. Waar mogelijk, raden wij aan om kanalen van het type O00 of G00 te gebruiken, waarvoor de veiligheidsafstand nul is. In dit geval kan er gebruikgemaakt woren van de conventionele oplossingen voor de aansluiting met het dampscherm/luchtscherm, de isolatie en het onderdak (zie TV 251). Ter plaatse van de doorboring kan men ook zijn toevlucht nemen tot speciale isolerende schalen. Om veiligheidsredenen moet het kanaal op de plaats van de doorvoer uit één stuk bestaan.
- Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 (KB van 7/7/1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen en zijn wijzigingen) stelt eisen met betrekking tot de brandreactie en de brandweerstand van daken. Momenteel gelden de voorschriften uit dit KB niet voor eengezinswoningen.

Akoestisch comfort

- Over het algemeen vermindert het gebruik van soepele, opencellige isolatiematerialen de luchtgeluidstransmissie en verbetert zo de akoestische prestaties van het dak.
- In het hier beschouwde geval zorgt de aanwezigheid van de soepele isolatie tussen de kepers reeds voor een verbetering van het geluidsniveau. Het type isolatie dat gekozen moet worden voor de uitvoering van het sarkingdak is afhankelijk van de omgeving en het ambitieniveau (zie de artikel Buildwise 2010/02.05).

Stabiliteit

- Er moet nagegaan worden in hoeverre het bestaande daktimmerwerk in staat is om de extra belastingen die teweeggebracht worden door de thermische isolatielaag en de nieuwe dakbedekking op te vangen. Wij bevelen aan om de uiteindelijke vervorming (na het plaatsen van de afwerkingen) van de draagconstructie te beperken tot 1/350e van de overspanning. Wanneer er geen afwerkingen aanwezig zijn, dan zou men een criterium van 1/250e kunnen hanteren (zie de artikel Buildwise 2011/04.06). In geval van twijfel moet er een verificatie uitgevoerd worden door een stabiliteitsingenieur.
- De bevestiging van de dakpannen is afhankelijk van de windbelasting (zie TV 240, § 2.3.2)
- De bevestiging van de dakgoot en de ondersteuning ervan moeten in staat zijn om een hoge sneeuwbelasting te dragen. De artikel Buildwise 2012/03.06 geven hierover meer details.
- Om het uittrekken van de in de eventuele beplanking (10) bevestigde hulpkepers te vermijden, moet de minimale indringingsdiepte van de schroeven zes keer groter zijn dan de schroefdiameter (bv. indien de schroef een diameter van 4 mm heeft, dan moet de plank een dikte van minimum 24 mm vertonen (bron: Eurocode 5, § 8.7.2 (3)).

UITVOERING

- Een zorgvuldige plaatsing van het dampscherm is belangrijk om de duurzaamheid van de onderdelen van het sarkingdak veilig te stellen:
- voorkom beschadiging van het dampscherm door scherpe hoeken aan de overgang tussen de gevel en het dak
- egaliseer de bovenkant van de muur door middel van een cementering
- rond de bovenste hoek van de muur aan de buitenkant af (zie hoofdtekening: variante ETICS).
- De beplanking (10) kan in de bestaande kepers ingewerkt worden, afhankelijk van de doorsnede van deze laatste (neem in geval van twijfel contact op met een stabiliteitsingenieur). De beplanking kan ook tussen deze kepers aangebracht worden. Hierdoor kan over het gehele dakoppervlak dezelfde isolatiedikte aangehouden worden.
- Ter hoogte van de dakranden is de winddichtheid van de constructie van groot belang om de thermische prestaties van het geheel te garanderen. Hiertoe strekt het tot aanbeveling om een voldoende luchtdicht onderdak te gebruiken en dit idealiter te combineren met verlijmde voegen.
U kan bijvoorbeeld te werk gaan door het onderdak vlak en ononderbroken tegen de gootslab (15) te plaatsen, en deze eventueel aan te vullen met een zelfklevende strip aan de onderzijde van het onderdak. Indien de dakgoot op de randplank (16) bevestigd is, dan moet het onderdak op het verticale deel van de dakgoot of op het hout verlijmd worden.
Bovendien zou er in een voorgecomprimeerde schuimband (18) voorzien moeten worden tussen de randplank en de bovenkant van het ETICS en zou er in deze zone een isolatiemateriaal met voldoende densiteit (> 20 kg/m³) gebruikt moeten worden om de windwerking te beperken.
- Tussen de randplank (16) en het ETICS (21) moet er een voldoende grote ruimte gelaten worden. Indien de verticale projectie van de randplank beperkt is tot 5 cm, dan moet de horizontale afstand ten minste 3 cm bedragen. Maar naarmate de afstand groter is, zal de bescherming van de bepleistering van het ETICS beter zijn (hoe groter de dakoversteek, hoe beter). Daarom verdient het de voorkeur om vóór de renovatie van het dak de dikte van de isolatie en de beoogde afwerking van het ETICS te kennen.

FASERING

Als eerst het dak geïsoleerd wordt en pas in een latere fase overgegaan wordt tot de isolatie langs de binnenzijde van de muur:
- dan moet ervoor gezorgd wordendat de thermische isolatie van het dak in een latere fase aangesloten kan worden op de isolatie van de gevel. Indien nog niet bekend is met welke materialen de gevel aan de buitenzijde geïsoleerd en afgewerkt zal worden, dan verdient het de voorkeur om in een overkraging van minimaal 20 cm te voorzien, zodat later zowel een ETICS als een gevelbekleding met een U-waarde conform de huidige EPB-eisen (Umax = 0,24 W/m.K) geplaatst zou kunnen worden
- men dient te zorgen voor een luchtdichte aansluiting tussen het dampscherm van het dak (9) en het luchtscherm van de gevel (20). Hiertoe volstaat het om het dampscherm (9) langs de gevel door te trekken over ongeveer 1 m. Indien de aansluiting op het luchtscherm aan de buitenzijde van de bestaande muur (20) niet onmiddellijk tot stand gebracht wordt, dan kan deze strook opgerold worden om in latere fase uitgerold te worden (zie bijkomend schema hierboven). Het is ook mogelijk om de folie slechts 10 tot 20 cm door te trekken over de gevel, en deze in een latere fase luchtdicht op de gevel aan te sluiten. Het is essentieel dat de folie niet te kort afgesneden wordt, zodat een luchtdichte aansluiting in een latere fase mogelijk blijft. Wanneer er in een wachtfolie voorzien wordt voor een latere aansluiting, dan dient men erop te letten dat deze uv-bestendig is en/of afgeschermd wordt van licht
- Indien de regenwaterafvoer gewijzigd wordt, dan dient men te anticiperen op de eindpositie ervan na afloop van de gevelisolatiewerken en dit, om de aansluitng ervan met het regenwaterafvoersysteem veilig te stellen.

Als eerst de muur geïsoleerd wordt en pas in een latere fase overgegaan wordt tot de isolatie van het dak:
- alvorens de gevel na te isoleren, moet gecontroleerd worden of de muur voldoende droog is en of er geen infiltratie vanuit het dak kan plaatsvinden
- men dient ervoor te zorgen dat de thermische isolatie van de gevel in een latere fase aangesloten kan worden op de dakisolatie
- we willen erop wijzen dat het de voorkeur verdient om eerst het dak te isoleren teneinde de coördinatie te vergemakkelijken en de risico's die verband houden met de plaatsing van het ETICS te beperken. Het is immers niet evident om te voorspellen waar de aansluiting tussen het ETICS en de toekomstige dakisolatie precies gelegen zal zijn
- bovendien is het in het algemeen, op het vlak van energiebesparing en ter voorkoming van vochtproblemen, voordeliger om eerst het dak te isoleren en pas later de gevels.

REFERENTIES

- Speciale uitgave - Het bouwdetail: een ware eisenbundel (Buildwise Magazine nr. 45)
- Buildwise-website: '5 video's om uw kennis over binnenisolatie te verbeteren'

1435_JPG1_20220916.png
1435_JPG2_20220916.jpg
1435_JPG3_20220916.jpg


Gerelateerde publicaties