ETICS - Plat dak, aansluiting met een toegankelijk dakterras

Terug naar : bouwdetails

Referentienummer:
1437
Publicatiedatum:
05-01-2023
Bouwelementen:

  • 1. Eventuele luchtdichte afdichting
  • 2. Isolerend, drukvast bouwblok (bv. cellenbeton of EPS en PU met hoge densiteit) met een R-waarde ? 1,5 m²K/W
  • 3. Hellingslaag
  • 4. Dampscherm
  • 5. Thermische isolatie
  • 6. Dakafdichting
  • 7. Tegels op tegeldragers
  • 8. Rooster
  • 9. Vaste onderdorpel van het buitenschrijnwerk
  • 10. Retour van de afdichting, de plint of het ETICS
  • 11. Kitvoeg
  • 12. Buitenschrijnwerk met beperkte breedte, zoals een vensterdeur
  • 13. Buitenschrijnwerk met grotere breedte, zoals een schuifraam (waardoor er een bevestiging vereist is)
  • 14. L-ijzers ter bevestiging van het schrijnwerk

Aandachtspunten:

- Indien men uit toegankelijkheidsoverwegingen de dorpelhoogte verlaagt, dan neemt het risico op waterinfiltraties toe en dit, zowel via de constructie als via de onderzijde van de deur. Om een optimale toegankelijkheid te waarborgen zonder dat het risico op infiltraties onder de deur overdreven groot wordt, streeft men meestal naar een hoogteverschil van 20 mm (of wordt er een opeenvolging van meerdere kleine hoogteverschillen tot stand gebracht). Hiertoe dient men het niveau van de terrasbetegeling te verhogen. De opstandhoogte wordt dan best ter hoogte van de deuropening gecompenseerd door het verhogen van de waterpenetratiegraad (bv. door middel van een rooster of een goot).

- Om het hoogteverschil tussen de binnen- en de buitenomgeving te beperken, plaatst men het buitenschrijnwerk verzonken in de vloeropbouw. Hierdoor zal een gebeurlijke vervanging van dit schrijnwerk langs de buitenzijde moeten gebeuren, waardoor het ETICS onvermijdelijk beschadigd zal worden.

- De aanzet van het ETICS moet zich minstens ter hoogte van de afdichtingsopstand bevinden, hetzij minimum 15 cm boven het niveau van de afdichting. Om het risico op vervuiling en beschadigingen ten gevolge van schokken te beperken, is het bij toegankelijke daken weliswaar aanbevolen om een afstand van minstens 30 cm te respecteren, zoals bij de muurvoet.

- Om energetische en akoestische redenen wordt het schrijnwerk best excentrisch langs de buitenzijde van de muur geplaatst. De binnenzijde van het buitenschrijnwerk wordt bij voorkeur uitgelijnd met de buitenzijde van het dragende metselwerk. Dit vereenvoudigt de uitvoering van de opstand van de dakafdichting.

- Het schrijnwerk en zijn dorpel moeten extra ondersteund worden. In dit detail werd er hiervoor gebruikgemaakt van een isolerend, drukvast blok (zie ook detail 3 van de fiche 2.4). Dit isolerende blok moet een zodanige dikte vertonen dat er een minimale R-waarde van 1,5 m²K/W behaald wordt om, overeenkomstig de EPB-regelgeving, te kunnen fungeren als tussengevoegd isolerend bouwdeel. Men kan hiervoor gebruikmaken van cellenbeton of andere drukvaste isolatiematerialen (zoals EPS of PU met hoge densiteit) of van een combinatie van isolatiemateriaal en deze blokken (zie detail 2 ).

- Bij gebruik van cellenbeton zal men vaak zijn toevlucht moeten nemen tot een blok waarvan de dikte groter is dan de dikte van het buitenschrijnwerk (zie detail 1 ). Hierdoor kan het cellenbetonblok waarop het schrijnwerk rust echter sterk gaan uitsteken en kan er een vrij groot horizontaal vlak ontstaan tussen het cellenbeton en het rooster. Om te vermijden dat het rooster en het schrijnwerkprofiel zich nagenoeg continu in een vochtige omgeving zouden bevinden, kan men het cellenbetonblok bovenaan een beetje afschuinen. Bij bredere onderregels, zoals bij schuiframen (detail 2 ), is dit niet nodig.
De voeg tussen het buitenschrijnwerk en de dakafdichting kan eventueel bijkomend afgeschermd worden met een profiel dat aan het schrijnwerk verbonden wordt.

- Het afdichtingsmembraan van het dakterras moet doorgetrokken worden tot onder en achter de dorpel. Tijdens de uitvoering dient men erop toe te zien dat deze opstand voldoende ondersteund wordt, bijvoorbeeld door het gebruik van een hoekijzer dat op de cellenbetonopstand bevestigd wordt.
Bij de plaatsing van het schrijnwerk dient men de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen om beschadigingen van deze dakafdichting te vermijden. Eventueel kan men in een beschermlaag voorzien.

- De vaste onderregel van het buitenschrijnwerk moet bij grote lengtes mechanisch bevestigd worden om de wind- en bedieningskrachten en de thermische vervormingen te kunnen opvangen (zie de TV 283). Deze verankering moet gebeuren aan de achterzijde van het schrijnwerkprofiel en mag niet in het horizontale vlak van de opstand gerealiseerd worden (om te vermijden dat het horizontale gedeelte van de dakafdichting op de opstand doorboord zou worden).
Of een dergelijke bevestiging noodzakelijk is, is afhankelijk van verschillende parameters, zoals de grootte van de te verwachten belastingen, maar ook de lengte en de stijfheid van het schrijnwerkprofiel. Voor een vensterdeur met een beperkte breedte is een verankering niet vereist. Voor langere onderregels, zoals bij een schuifraam, zal dit wel het geval zijn.

- Om scheurvorming in de vloerbedekking van het gebouw (bv. tegelvloer) te vermijden, laat men het binnenvlak van het schrijnwerk best samenvallen met het binnenvlak van de thermisch isolerende blokken.

- Wanneer er in een luchtdichte afdichting (nr. 1) onderaan het schrijnwerk voorzien moet worden en deze niet rechtstreeks tegen de vaste onderregel van het schrijnwerk verbonden kan worden, dan moet deze afdichting verenigbaar zijn met de dakafdichting die tot achter het schrijnwerkprofiel opgetrokken werd. Deze dakafdichting zal dan ook tegen het schrijnwerkprofiel verkleefd moeten worden. Deze uitvoering zal eenvoudiger zijn met soepele dakafdichtingen, zoals EPDM.

1437_JPG1_20230105.jpg
1437_JPG2_20230105.jpg

Gerelateerde bouwdomeinen:

Platte daken en dichtingswerken

Gerelateerde bouwdetails

Gerelateerde publicaties