-
1. Drainerend waterscherm (noodzakelijk ter hoogte van de dorpel)
-
2. Binnenbepleistering
-
3. Waterscherm van de vensteraansluiting (bv. EPDM) (aanbevolen)
-
4. Open stootvoeg
-
5. Luchtdicht plaatsingskader
-
6. Gipsplaat
-
7. Beton (indien nodig, zie TV 264 [B2], § 2.4.1)
-
8. Purschuim
-
9. Luchtdichtheidsfolie
-
10. Stopprofiel
-
11. Expansieve luchtdichte lijmvoeg of voegkit/zwelband
-
12. Gevelkit
-
13. Metalen dorpel
- 14. Vochtscherm voor het purschuim (aanbevolen)
Opmerking: Dit is een plaatsingsdetail waarbij de plaatsing van het venster gebeurt na het aanbrengen van de spouwisolatie en het optrekken van het buitenspouwblad. Het (aanbevolen) waterscherm (nr. 3) wordt aangebracht door de metselaar of de algemene aannemer voordat het venster geplaatst wordt. Daarna zal de schrijnwerker het venster plaatsen en hij zal vervolgens de ruimte tussen het luchtdichte plaatsingskader (nr. 5) en de spouwisolatie en tussen het luchtdichte plaatsingskader (nr. 5) en de dragende muur opvullen met behulp van purschuim (nr. 8).
Aandachtspunten:
1) Waterdichtheid
- Drainerend waterscherm (nr. 1): het waterscherm moet zo ononderbroken mogelijk zijn, ofwel door gebruik te maken van een folie uit één stuk, ofwel door de naden tussen de folies te lijmen of te lassen. De 'uiteinden' van het waterscherm kan men lichtjes laten oplopen om het water naar de open stootvoegen te leiden.
Een drainerend waterscherm is geschikt als het voldoet aan de eisen uit de NBN EN 14909 [B7] (zie TV 283 [B3], § 6.8).
- Waterscherm van de vensteraansluiting (nr. 3): waterdicht membraan dat minimaal voldoet aan de eisen uit de NBN EN 14909 [B7] of eventueel een membraan van het type A conform de NBN EN 13984 [B6] (bv. EPDM) (zie TV 283 [B3], § 6.8). Eén uiteinde van het waterscherm kan verlijmd worden op het binnenspouwblad en het andere uiteinde kan bevestigd worden op het vensterkaderprofiel. Bij het kiezen van de lijm of de zelfklevende strip ter bevestiging van het waterscherm op een bepaalde ondergrond, moet men de voorschriften van de fabrikant opvolgen om een voldoende en duurzame hechting te bekomen.
- Vochtscherm voor het purschuim (nr. 14): om te voorkomen dat vocht van het buitenspouwblad in contact komt met het purschuim (nr. 8) en er capillaire vochtinfiltratie via het purschuim optreedt, is het aan te raden om een vochtscherm (nr. 14) te voorzien op het raamkader. Dit kan men realiseren door een strook waterdichte folie van +/- 10 cm breed aan te brengen op de stijlen van het vensterkader. Een geschikte folie behoort tot het type A conform de NBN EN 13984 [B6] of voldoet aan de eisen uit de NBN EN 14909 [B7] (zie TV 283 [B3], § 6.8).
Ter hoogte van de metalen dorpel kan het drainerende waterscherm (nr. 1) ook als vochtscherm voor het purschuim gebruikt worden. Hiervoor dient men het drainerende waterscherm op de kopse kant van het plaatmateriaal (nr. 5) te bevestigen.
2) Luchtdichtheid
- Luchtdicht plaatsingskader (nr. 5): kan opgebouwd worden uit platen op basis van hout of houtderivaten (bv. multiplex). Andere materialen zijn ook mogelijk zoals pvc-hardschuim, gerecycleerd pur-hardschuim ... Platen geschikt voor de constructie van luchtdichte plaatsingskaders beschikken over een luchtdoorlatendheid bij een drukverschil van 50 Pa die lager blijft dan 0,1 m³/(h.m²) (zie TV 255 [B1], § 5.1.3). Wanneer de fabrikant van het plaatmateriaal niet in staat is om de luchtdichtheidsprestaties te garanderen, kan het noodzakelijk zijn om een bijkomend luchtscherm (bv. een luchtdicht membraan of luchtdichte coating) aan te brengen (zie TV 283 [B3], § 6.1, voor meer informatie in verband met de geschiktheidseisen van het plaatmateriaal om gebruikt te worden voor de plaatsing van buitenschrijnwerk).
De luchtdichtheid van de hoekverbindingen tussen de platen kan verzekerd worden door het aanbrengen van een luchtdichte expansieve lijm of kit ofwel door het aanbrengen van een strook luchtdichte folie in de hoeken.
De luchtdichte aansluiting tussen het vensterkader en het plaatsingskader wordt gerealiseerd met behulp van een samengedrukte schuimband of een expansieve lijm (nr. 11). Dit gebeurt voordat het plaatsingskader mechanisch bevestigd wordt aan het vensterkader. Het raam samen met het daaraan bevestigde plaatsingskader worden vervolgens in de ruwbouw verankerd.
- Luchtdichtheidsfolie (nr. 9): geschikte folies zijn minimaal van het type B conform de NBN EN 13984 [B6] (zie TV 283 [B3], § 6.8). Wanneer de folie bevestigd wordt met van zelfklevende strips of met behulp van lijm op een bepaalde ondergrond, moet men de voorschriften van de fabrikant opvolgen om een voldoende en duurzame hechting te bekomen.
De luchtdichte folie kan eveneens vloeibaar aangebracht worden in overeenstemming met de voorschriften van de fabrikant.
3) Thermische prestaties (EPB-aanvaardbare bouwknoop)
Deze aansluiting voldoet aan de eisen die beschreven worden in de inleiding van deze TV (zie § 1.1). Indien men in een welbepaalde werfsituatie niet kan voldoen aan de eisen met betrekking tot de thermische prestaties van de vensteraansluiting, verwijzen we alsnog naar de algemene regels van de EPB-regelgeving in verband met vensteraansluitingen.
4) Akoestiek
Deze plaatsingsoplossing kan bij alle van de in bijlage B van de NBN S 01-400-1 [B8] vermelde buitenlawaaiklassen toegepast worden.