Sarking: dakvoet (aansluiting op een volle muur met isolatie langs binnen)

In de voorliggende detailfiche buigen we ons over de combinatie tussen een dakisolatie langs de buitenzijde volgens het sarkingprocedé en een gevelisolatie langs de binnenzijde.  Er worden twee situaties beschouwd in functie van de fasering van de werken.

Renovatiestrategie

- Ondanks de nadelen en aandachtspunten die aan deze techniek verbonden zijn, laat een gevelisolatie langs de binnenzijde toe om de esthetische impact van de dakisolatie op het gebouw sterk te verminderen. Het enige gevolg is immers een toename van de hoogte van de boordplank die overeenkomt met de verticale doorsnede van de thermische isolatie. In dit geval kan men ook de creatie van een dakoversteek (waar er oorspronkelijk geen was) vermijden.

- Afhankelijk van de manier waarop de continuïteit van het luchtscherm tot stand gebracht wordt, kan het nodig zijn om de eventuele bestaande binnenafwerking te demonteren.

In het geval van de variante A, kan de binnenafwerking behouden blijven indien:
- de isolatie langs de binnenzijde en de isolatie tussen de kepers reeds aanwezig is
- het bestaande luchtscherm voldoening biedt (aanwezigheid van een dampscherm en continuïteit met de wanden).

In het geval van de variante B (dampscherm toegevoegd bovenop de keper), kan de hellende afwerking behouden blijven. Enkel de verticale delen zullen aangepast moeten worden.

Fasering

- Eens de dakbedekking gedemonteerd is, zal de plaatsing van het luchtscherm afhankelijk zijn van de fasering van de werken.

1. Gevelisolatie achteraf voorzien

In dit geval strekt het tot aanbeveling om het luchtscherm voorlopig aan te sluiten op de muurplaat (zie detailfiche 1.2).

Op het moment dat de gevelisolatie langs de binnenzijde uitgevoerd wordt, dient men het luchtscherm van de gevel luchtdicht aan te sluiten op het luchtscherm van het dak. Hiertoe dient men gebruik te maken van vloeibare afdichtingsproducten (zie TV 255, § 5.3.3) of een specifieke kleefband. Wat de aansluiting op de dwarsmuren betreft, moeten er specifieke oplossingen onderzocht worden.

2. Gevelisolatie reeds uitgevoerd (zie afbeelding 2B)

In dit geval dient men te zorgen voor een luchtdichte aansluiting met het luchtscherm van de gevelisolatie. De doorboring van de kepers kan luchtdicht gemaakt worden met behulp van vloeibare afdichtingsproducten (zie TV 255, § 5.3.3) of een specifieke kleefband (tape).

3. Gevelisolatie en dakisolatie tussen de kepers reeds uitgevoerd (zie afbeelding 1A)

Indien er reeds een isolatie aangebracht is tussen de kepers, dan dient men in de eerste plaats na te gaan of er een luchtscherm aanwezig is en in welke staat het verkeert. Hiertoe dient men de isolatie die aanwezig is tussen de kepers te verwijderen.

Indien het luchtscherm afwezig of onderbroken is, dan kan de aanwezige isolatie behouden blijven op voorwaarde dat er een luchtscherm op de kepers toegevoegd wordt. De isolatie die toegevoegd wordt aan de bestaande isolatie tussen de kepers moet beschikken over een warmteweerstand die 1,5 keer groter is dan de warmteweerstand van de bestaande isolatie.

- Er wordt een voetbalk of een keperverhoging (zie detailfiches 1.1 en 1.2) uitgevoerd in één of twee lagen afhankelijk van de aan te brengen thermische-isolatiedikte. Deze voetbalk laat toe om het verplaatsen van de isolatieplaten te vermijden.

In de getoonde voorbeelden wordt de voetbalk gevormd door een op de bestaande kepers geplaatste laag die een afgeschuind element loodrecht op de bestaande kepers ondersteunt.

- De plaatsing van de isolatie en de dakbedekking moet vervolgens gebeuren overeenkomstig de voorschriften van de fabrikanten van de gebruikte producten. Indien het luchtdichtheidsmembraan niet aangebracht wordt op een bebording of beplanking, maar rechtstreeks op de kepers, dan moet er bijzondere aandacht besteed worden aan de zorgvuldige vastschroeving van de tengellatten in de kepers om doorboringen aan weerszijden ervan te vermijden.