De Nederlandse Gezondheidsraad adviseert dat bij een correcte applicatie van in situ gespoten PUR isolatie de blootstelling aan gevaarlijke stoffen door de gebruikers van het geïsoleerde gebouw zeer laag is en nadelige gezondheidseffecten onwaarschijnlijk zijn. Bij een onjuiste applicatie nemen de risico’s voor de gezondheid van de gebruikers toe.
In situ gespoten PUR wordt veel toegepast voor de isolatie van vloeren en kruipkelders en soms ook voor daken en spouwmuren. Tijdens de in situ applicatie worden twee componenten samengevoegd die door een chemische reactie uitharden tot een isolerende schuimlaag. De ene component bestaat uit isocyanaten, de andere uit polyolen en tevens katalysatoren, blaasmiddelen en vlamvertragers. Van isocyanaten en katalysatoren is bekend dat ze bij een blootstelling aan een te hoge dosis in de ingeademde binnenlucht gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
De Nederlandse Gezondheidsraad heeft zich in een recent advies (N° 2020/24) gebogen over de effecten van woningisolatie met in situ gespoten PUR isolatie op de gezondheid. De commissie concludeerde dat bij een correcte applicatie er geen isocyanaten en polyolen vrijkomen uit het uitgeharde PUR schuim. Sommige katalysatoren, de blaasmiddelen en vlamvertragers blijven in het schuim aanwezig en komen , ook uit goed uitgehard schuim, in de loop van de tijd langzaam en in hele lage concentraties vrij. Er werden voor deze stoffen echter geen overschrijdingen vastgesteld van gezondheidskundige advieswaarden in de binnenlucht van de onderzochte woningen. De Nederlandse commissie merkt wel op dat de gezondheidseffecten van een chronische blootstelling aan niet alle vrijkomende stoffen goed onderzocht zijn en verder onderzoek gewenst is (bv. naar de effecten van de recente HFO blaasmiddelen). Verder merken ze op dat vlamvertragers ook kunnen accumuleren op andere materialen en huisstof.
Uit het Nederlandse onderzoek blijkt dat wanneer de uithardingsreactie niet goed verloopt of de veiligheidsrichtlijnen niet gerespecteerd worden de bewoners in de eerste uren en dagen na de afloop van de werkzaamheden wel degelijk kunnen worden blootgesteld aan isocyanaten en ongewenste reactieproducten via de binnenlucht. Om een mogelijke blootstelling aan die schadelijke stoffen te voorkomen is het dus uitermate belangrijk dat isolatiebedrijven een kwalitatieve uitvoering garanderen en de nodige veiligheidsmaatregelen in acht nemen. De commissie adviseert bijgevolg de Nederlandse beleidsmakers om de huidige werkpraktijk te evalueren en na te gaan of de richtlijnen voor gecertificeerde installateurs afgedwongen dienen te worden.
België kent evenmin als Nederland een specifieke regelgeving voor de uitvoering van gespoten PUR isolatie. Om een kwalitatieve uitvoering te garanderen, en bijgevolg te vermijden dat bewoners worden blootgesteld aan ongewenste stoffen, is het sterk aanbevolen dat de Belgische installatiebedrijven volgende richtlijnen nauwgezet opvolgen:
- De technische richtlijnen van hun leveranciers;
- De algemene richtlijnen en in situ controlemethoden uit de norm ‘NBN EN 14315-2 (2013)’ met specificaties voor de uitvoering van gespoten PUR isolatie;
- De Constructiv richtlijnen met betrekking tot collectieve bescherming van personen op een werkplek bij gespoten PUR isolatie: ‘Werkplekinstructiekaart 2051 (2019)’;
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de voornaamste principes uit deze verschillende richtlijnen die van belang zijn voor een goede kwalitatieve uitvoering en het voorkomen van vrijzetten van significante hoeveelheden schadelijke stoffen uit de gespoten PUR isolatie na uitvoering.
Applicatie instructies | Bijkomende maatregelen |
---|---|
Goed functionerende apparatuur gebruiken (voeding- en verpompings-eenheid, verwarmde slangen, spuitpistool) | Voorkomen dat bewoners of derden aanwezig zijn in het geïsoleerde gebouw tijdens en tot 2 uur na de werkzaamheden |
Beide componenten in de juiste mengverhoudingen gebruiken (vaak 1:1, zie technische info leverancier) | Indien mogelijk, de ruimte waarin PU gespoten wordt afsluiten (compartimentering). |
De laagdikte beperkingen (vaak 4 cm) en wachttijden tussen opeenvolgende lagen respecteren (zie technische info leverancier). | Afdoende (geforceerde) ventilatie in de (gecompartimenteerde) werkplek voorzien (Advies Constructiv: 30 ACH) |
Werken bij geschikte omgevingscondities (temperatuur en relatieve vochtigheid) en temperatuur van het substraat (zie technische info leverancier) | Bij de applicatie van vloerisolatie in een leefruimte: Andere materialen (kozijnen, bepleisteringen) tot minimum 1m boven de draagvloer bedekken met een folie zodat ze niet bespat worden door de PU-nevel. |
Voor België werd door BCCA vzw een (vrijwillig) kwaliteitskader uitgewerkt in de vorm van een productcertificatie (ATG) voor in situ gespoten PUR systemen. Door ATG-houders erkende installateurs kunnen zo hun technische bekwaamheid en interne kwaliteitsbewaking op een objectieve en gecertificeerde manier aantonen.
Ter informatie geven we nog mee dat Buildwise momenteel via het prenormatief onderzoeksproject SOLIS werkt aan een normatief kader en gebruikscriteria voor gespoten PUR-isolatie onder dekvloeren. De gezondheidsaspecten van PUR isolatie worden niet behandeld in dit onderzoeksproject.
Meer informatie:
- Gespoten PUR-schuimisolatie en gezondheid. Gezondheidsraad Nr. 2020/24. 1 december 2020
- Norm NBN EN 14315-2:2013 - Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen - In-situ gevormde producten van hard polyurethaanschuim (PUR) en polyisocyanuraatschuim (PIR) - Deel 2: Specificatie voor de geïnstalleerde producten
- Constructiv Werkplekinstructiekaart 2051 - Bewerken en spuiten van PUR isolatieschuim – Verwerker
- BCCA toepassingreglement voor de certificatie m.b.t. isolatie van vloeren met in situ gespoten PUR
Over Normen-Antenne Indoor Air Quality
Dit artikel werd opgesteld in het kader van de Normen-Antenne Indoor Air Quality, met de steun van de FOD Economie.
Deze Normen-Antenne heeft tot doel om de volledige Belgische bouwsector - en de kmo’s in het bijzonder – te informeren over de verschillende bestaande of in voorbereiding zijnde nationale en Europese product-, reken- of proefnormen binnen een specifiek domein.