2.2.3 Microscopische classificatie
Deze microscopische classificatie is gebaseerd op een petrografische beschrijving van het gesteente. Deze petrografische beschrijving is belangrijk, niet alleen omdat deze het mogelijk maakt de steen petrografisch te klasseren, maar ook omdat ze toelaat deze kenmerken te benadrukken die het chemisch, fysisch en mechanisch gedrag van de steen kunnen beïnvloeden. Daarom is het noodzakelijk om niet alleen de mineralogische samenstelling en de structuur van de natuursteen te karakteriseren maar ook alle andere opvallende kenmerken. Om een objectieve petrografische classificatie te bekomen, dient de karakterisering van het materiaal zo kwantitatief mogelijk te gebeuren.
Om tot een petrografische beschrijving te komen, stelt men eerst een macroscopische beschrijving op van het proefstuk. Daarna worden er één of meerdere slijpplaatjes vervaardigd (zie § 4.3.1) die met een optische polarisatiemicroscoop onderzocht worden om tot een microscopische beschrijving te komen.
De methodologie voor het opstellen van een dergelijke beschrijving en de manier waarop het verslag dient opgemaakt te worden, staan zeer gedetailleerd beschreven in de Europese norm NBN EN 12407.
In grote lijnen biedt een petrografische beschrijving, bovenop een macroscopische beschrijving, de volgende informatie :
- samenstelling en identificatie van het gesteente :
- hoofdbestanddelen
- bindmiddel
- organogene resten
- microstructuur en textuur
- accessorische bestanddelen, eventueel geanalyseerd met een scanning-elektronenmicroscoop (SEM) of met een reflectiemicroscoop
- de poreusheid van het gesteente, (micro) scheurtjes en discontinuïteiten
- homogeniteit
- identificatie van voor de duurzaamheid schadelijke mineralen.
De classificatie van het gesteente gebeurt conform de regels uit de norm NBN EN 12670.
Alle technische fiches die in deze TV aan bod komen bevatten een microscopische beschrijving van het betreffende gesteente zodat men het ontegensprekelijk kan identificeren.
2.2.3.1 Magmatische gesteenten
De classificatie van de magmatische gesteenten is gebaseerd op de mineralogische samenstelling afhankelijk van de relatieve proporties van volgende mineraalgroepen :
Q = kwarts
A = alkaliveldspaat (incl. albiet)
P = plagioklaas (veldspaat inclusief albiet)
F = foïden (veldspatoïden)
M = mafische en aanverwante mineralen (mica, amfibool, pyroxeen, ...).
De relatieve proporties aan mineralen worden uitgezet in de hiernavolgende Streckeisen-diagrammen die we ontleenden aan de norm NBN EN 12670. Deze vereenvoudigde diagrammen worden gebruikt om zeer precies 'graniet' en 'basalt s.l.' (senso largo) uit de commerciële classificatie te definiëren op basis van hun mineralogische samenstelling. Voor het definiëren van ultrabasische magmatische gesteenten, heeft men echter meer gedetailleerde diagrammen nodig.
De voornaamste dieptegesteenten (graniet)Afb. 4 Verspreiding van de mineralen in dieptegesteenten (NBN EN 12670).
Graniet Graniet (in enge zin) is een plutonisch gesteente (equivalent vulkanisch gesteente : rhyoliet) dat samengesteld is uit de hoofdmineralen veldspaat en kwarts en de secundaire mineralen mica, pyroxeen en amfibool.
Syeniet Syeniet is een plutonisch gesteente (equivalent vulkanisch gesteente : trachiet) dat ook vaak 'graniet zonder kwarts' genoemd wordt. Het bestaat hoofdzakelijk uit kaliveldspaten en amfibolen, met als nevenmineralen pyroxeen en biotiet.
Dioriet Dioriet is een plutonisch gesteente (equivalent vulkanisch gesteente : andesiet) samengesteld uit de hoofdmineralen plagioklaas en amfibool, met als nevenmineraal biotiet en accessorisch pyroxeen of kwarts. Muscoviet en alkaliveldspaten komen er niet in voor.
Gabbro Gabbro is een plutonisch gesteente (equivalent vulkanisch gesteente : basalt) bestaande uit basisch plagioklaas (labradoriet, anorthiet, bytowniet) en pyroxeen als hoofdmineralen, en uit amfibool, biotiet of olivijn als nevenmineralen. Er is noch kwarts, noch alkaliveldspaat, noch muscoviet aanwezig. |
De voornaamste vulkanische gesteenten (basalten s.l.)Afb. 5 Verspreiding van de mineralen in vulkanische gesteenten (NBN EN 12670).
Basalt Basalt is een vulkanisch gesteente met als hoofdmineralen plagioklaas en augiet, en als nevenmineralen olivijn, magnetiet, ilmeniet, met of zonder glasachtige resten. Er kunnen ook fenokristen van augiet en olivijn aanwezig zijn. Het is een compact, zwart gekleurd gesteente, dat bij verwering een donkergroen, donkerbruin, roodachtig of zwart uitzicht kan aannemen. De classificatie en de nomenclatuur zijn uiteenlopend en hangen samen met de mineralogische en chemische samenstelling alsook met het ontstaan van het gesteente : basalt met of zonder olivijn, verzadigd of onverzadigd basalt.
Obsidiaan Obsidiaan is een volledig glazig, zwart, vulkanisch gesteente met een glanzend, schelpvormig, glad breukvlak, gewoonlijk met een rhyolithische samenstelling.
Puimsteen Puimsteen is een zeer poreus, glazig vulkanisch gesteente met een rhyolithische samenstelling (pechstein). |
Andere soorten stollingsgesteenten
Diabaas of doleriet : gesteente dat het midden houdt tussen gabbro (grofkorrelig) en basalt (microlithisch/fijnkorrelig) |
2.2.3.2 Sedimentaire gesteenten
De benamingen van de sedimentaire gesteenten zijn vastgelegd op basis van de norm NBN EN 12670. In het algemeen onderscheidt men de classificatie van Kraeft (1994) en die van Folk.
Afb. 6 Verspreiding van de mineralen in afzettingsgesteenten (NBN EN 12670).
|
2.2.3.3 Metamorfe gesteenten
Afb. 7 Verspreiding van de mineralen in metamorfe gesteenten (NBN EN 12670).
|